Ontleden is een taalonderdeel dat in de midden- en bovenbouw van de basisschool voor het eerst wordt aangeboden. Het kan leerlingen helpen om beter te begrijpen hoe een zin in elkaar steekt. Niet alleen in onze Nederlandse taal maar ook bij het leren van een andere taal is dit handig. Goed kunnen ontleden levert je iets op bij (werkwoord)spelling, het schrijven van teksten, het begrijpen van teksten en het aanleren van andere talen.
Voor leerlingen is het soms lastig om de verschillende soorten ontleden tegelijkertijd te oefenen. In mijn praktijk bekijk ik met de leerling samen of het woordbenoemen en zinsontleden apart of geïntegreerd wordt behandeld.
Woordbenoemen (taalkundig ontleden)
Van ieder woord wordt bepaald tot welke woordsoort het woord hoort. De volgende woordsoorten worden aangeleerd. Eerst apart, daarna door elkaar.
- lidwoorden
- zelfstandig naamwoorden
- bijvoeglijk naamwoorden
- werkwoorden; in verschillende vormen
- voornaamwoorden (aanwijzend, vragend,bezittelijk, persoonlijk)
- telwoorden
- voorzetsels
- voegwoorden
- bijwoorden
Zinsontleden (redekundig ontleden)
De zin wordt eerst in zinsdelen verdeeld (stukken van de zin die bij elkaar horen). Het vinden van de persoonsvorm kan hierbij helpen. Vervolgens wordt gekeken welke rol de andere zinsdelen in de zin spelen.
- persoonsvorm
- onderwerp
- gezegde: werkwoordelijk en naamwoordelijk.
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling; waar, wanneer, waarom, waardoor, hoe, hoeveel